De Zwarte Dood in Kontich en Waarloos

Als we het hier en nu niet zien zitten, willen we weg. We kunnen wegvluchten naar een afgelegen plek waar we weer rustig kunnen ademen. Of we vluchten naar vroeger, toen het zo veel beter was. Denken we. We zullen zien: ga je mee, vijfhonderd jaar terug in de tijd?

Een sterk in de breedte samengeperst beeld van de haven van Antwerpen. Houtsnede uit de “Lofzangen ter ere van Keizer Maximiliaan en zijn kleinzoon Karel den Vijfden", gedrukt door Jan de Gheet te Antwerpen, 1515. (https://nl.wikipedia.org/wiki/
Bestand:Jan_de_Gheet.jpg)
Kontich - in 1500 nog zonder Waarloos maar met het gehucht Lint - heeft een bevolking van ongeveer 800 inwoners. Antwerpen is een havenstad in volle groei en telt 40 000 burgers binnen de stadsmuren. In 1568 zal Groot-Antwerpen met zijn 114 000 inwoners hoog genoteerd staan in de toptien van de dichtst bevolkte steden in Europa!

Tussen de stad en Kontich liggen landelijke dorpjes met veel boerderijen, boomgaarden, akkers en weilanden, hier en daar een stenen woning.

Stilaan beginnen er ook lusthoven opgetrokken te worden, waar de rijk geworden burgers van de stad hun zomers komen doorbrengen.

Groene oases in een open landschap, want de bossen worden stelselmatig gerooid: de hutten en meeste huizen zijn van hout, en het overschot wordt gebruikt om te verbranden: om te koken of te verwarmen. Er hangt overal een geur van rook, die – vermengd met mist – de smog vaak adembenemend maakt.

Maar tegen het einde van de vijftiende eeuw barst Antwerpen stilaan uit haar voegen. De omzet van de haven is vier maal groter dan die van Londen.

De sinjoren ervaren ook de lasten van deze expansieve economische conjunctuur. Drinkwater wordt schaars. Vuilnis wordt gedumpt in de grachten en op straat, de goten voor afvalwater raken verstopt. Sommige industrieën zorgen voor vervuiling: extra rook- en stankoverlast. Lakenververs, linnenblekers en leerlooiers vergiftigen het kostbare water…

De rattenvlo. USA Centers for Disease Control and Prevention / Public domain (https://commons.wikimedia.org/wiki/File:
Xenopsylla_chepsis_(oriental_rat_flea).jpg)
En een slechte hygiëne leidt tot ziektes en besmettingen. Naast ratten en andere knaagdieren zorgen ook honden en katten voor de verspreiding, en uiteraard vlooien en andere insecten. Antwerpen wordt een broeihaard. Niet het minst door de scheepvaart: die zorgt voor het ongebreideld maar ongewenst vervoer van deze besmettelijke dieren en diertjes. Zo krijgt de stad soms al eens af te rekenen met vervelende epidemieën, met vaak dodelijke afloop voor velen.

En als het in Antwerpen regent, druppelt het in Kontich. De stad kan immers niet zonder het platteland en het goederenverkeer, van laken tot groenten, fruit en melkproducten. Of bier, want daar is in de stad niet voldoende water voor. Helaas bestaat er geen anderhalvemeterregel zodat de besmettingen ook onze rurale voorouders bereiken.

Er zijn veel soorten besmetting, die zich vooral manifesteren als huidziekten. Zoals de verschillende soorten pest en lepra. Volgens sommige bronnen beschouwt de kerk lepra als een straf van God voor zondig gedrag van de lepralijder zelf of van zijn ouders. De “zonden van het vlees” worden namelijk beschouwd als de allerergste.

Leprozenbedelaar in de gedaante van de duivel: “Je suy le poure Diable” (Je suis le pauvre Diable). Anonieme gravure (16e eeuw). Collectie Rijksmuseum Amsterdam (https://www.rijksmuseum.nl/nl/
collectie/RP-P-OB-3080)
Zo wordt lepra een ziekte van de ziel en moet de zieke lepralijder van het gezonde lichaam van de kerk worden verwijderd. Via een lepramis, een dodenmis die het afsterven van de lepralijder uit de maatschappij symboliseert, wordt hij of zij onderworpen aan de civiele dood, met verlies van alle rechten en bezittingen.

Ze worden gestigmatiseerd en uitgestoten, maar anderzijds worden ze aanzien als een symbool van de lijdende Christus en is de christen verplicht hen te verzorgen.

Dat leprozen en pestlijders worden verzocht om contact met anderen te vermijden en daarom buiten het dorp moeten gaan wonen, is begrijpelijk. Om zeker te zijn, worden ze eerst naar het klooster Ter Bank bij Leuven gestuurd. Het onderzoek is simpel: er worden haarpijlen getrokken uit de baard of de wenkbrauwen. Indien de wortels vleesachtig zijn, dan wordt dat aanzien als een duidelijk teken van melaatsheid. Daarna steken ze nog een naald in de hals en in de voetzool en als de patiënt niets voelt zijn ze zeker.

Wie leproos wordt verklaard, moet nu een donkere of grauwe mantel met kap dragen, op het hoofd een grote zwarte vilten hoed met witte boord. Hij of zij moet een stok bij zich hebben om dingen te kunnen aanwijzen zonder ze te moeten aanraken en zo afstand te houden, en een schaal om aalmoezen te kunnen ontvangen.

Doorgaans worden deze attributen door het dorps- of stadsbestuur ter beschikking gesteld, samen met een bedeltas en handschoenen. Maar het belangrijkste attribuut is misschien wel de klep of ratel, die op vijftig meter afstand te horen moet zijn om zijn komst aan te kondigen. Bovendien is het hen verboden kerken, herbergen of molens te betreden, gezonde personen aan te raken of met hen te eten. Ze moeten te allen tijde hun identiteit opgeven, en op het niet naleven van deze richtlijnen staan heel zware straffen.

De Reepkenskapel, ca 1840

De zogenaamde pesthuisjes, vlak voor de afbraak in 1969 Voor de afzondering zorgt de zogenaamde lazarie of lazernij, één of meer alleenstaande pesthuisjes buiten het dorp gelegen. In Kontich bevindt die zich bij het Reepken, aan de ingang van de Reepkenslei. De eerste vermelding is van precies 500 jaar geleden: 1520. De Reepkenskapel is het bedehuisje van de besmetten.



De Reepkapel ca 1930

In de volksmond werd er nog tot in vorige eeuw verwezen naar die plek als de pesthuizekens. Ze moesten worden afgebroken want de Mechelsesteenweg – toen nog een kasseiweg – moest worden geasfalteerd en een veiliger aansluiting krijgen met de Koningin Astridlaan. De bouwvallige woningen net achter de kapel moesten weg.

Gelukkig onderzochten voorzitter Van Herck en conservator Olyslaegers van de heemkundige kring net voor de sloping in 1969 het interieur en bij toeval ontdekten ze achter het behang merkwaardige, zeer interessante muurschilderingen. De twee huisjes waren in feite het overblijfsel van de oude herberg De drie Reepkens. De eigenlijke lazarie moet erachter hebben gestaan maar was toen al verdwenen.

Fragmenten van de muurschilderingen: drie hoofden, vogel, kleding, boogschutters, boogschutters,
scene boven open haard, idem pentekening Joris Olyslaegers

Hoeve Ter Linden/ Hoeve Dom (Groenenhoek) De gegevens over de pest in Waarloos zijn niet zo uitgebreid beschreven in Van Passens geschiedenis. Waarschijnlijk speelt de lage bevolkingsdichtheid in dit afgelegen dorp een rol. Toch zijn er ook slachtoffers. Ze worden meestal naar de gasthuizen in Lier of Mechelen gevoerd. Een bijgebouw van hoeve Ter Linden (nu Hoeve Dom, Groenenhoek) zou als lazernij hebben gefungeerd. Zwartzusters uit Berlaar zijn de slachtoffers komen verzorgen en begraven. Wanneer de plaag in 1668 verdwenen is, trekt heel de parochie in processie naar Onze-Lieve-Vrouw te Duffel.

Wie meer details wil lezen over de pest en andere epidemieën bij ons, ook in de ons omringende gemeenten Duffel, Rumst, Wilrijk, Edegem, Lint enz., kan terecht voor een meer uitgebreide versie in het nieuwe nummer van Reineringen dat je kan bestellen bij de Koninklijke Kring voor Heemkunde van Kontich of op de website van de kring: www.museumkontich.be.

Tekst: Frank Hellemans. Foto’s: Kring voor Heemkunde, Wikipedia & Wikimedia Commons.
Uit het Informatieblad van de gemeente Kontich, juni 2020.

Lees ook "Oude muurschilderingen te Kontich" door Dr. Jozef Van Herck en Joris Olyslaegers.

En vind HIER de lijst van alle heemkundige "Sprokkels" over Kontich-Waarloos.

Zoeken in onze website


Created: 27/06/2020

© 2003-2020 - MuseumKontich - Alle rechten voorbehouden